A Tale of A Tub

The Clock Wife
25 oktober, 2025 – 25 januari, 2026

MARJA BLOEM met SETH SIEGELAUB
SUE CRAMER en EMMA NIXON met JOHN NIXON
JUF (BEA ORTEGA BOTAS en LETO YBARRA) met FRAN HERNDON en vrienden
VANITA en JOHANNA MONK

Tentoonstellingsontwerp door MAUD VERVENNE

Gastschrijver: DODIE BELLAMY

The Clock Wife is een tentoonstelling van drie maanden rond het beheer van kunstenaarsnalatenschappen. Vier nalatenschappen worden gepresenteerd vanuit het perspectief van de vrouwen die ze beheren: Marja Bloem toont het werk van haar partner Seth Siegelaub; Sue Cramer en Emma Nixon presenteren echtgenoot en vader John Nixon; Johanna Monk eert haar geliefde Vanita Monk; en Juf (Bea Ortega Botas en Leto Ybarra) presenteren hun collega Fran Herndon.[1] Centraal staat de verweving van administratief en emotioneel werk die onlosmakelijk verbonden is met dit soort beheer. Tegelijkertijd schuilt er een paradox in het hart van een tentoonstelling die juist het onzichtbare zichtbaar wil maken: hoe laat je zien wat doorgaans verborgen blijft?

Hoewel de kunstenaars om wie deze nalatenschappen draaien niet worden genegeerd, richt The Clock Wife zich op het werk van de executeurs zelf. Iedere executeur werd gevraagd een actuele behoefte van de nalatenschap te benoemen—iets dat, wanneer eraan voldaan zou worden, haar zou helpen dit werk beter te kunnen uitvoeren. Het tentoonstellingsbudget, evenals delen van het bredere institutionele budget die hierop aansloten—zoals promotie, publieksprogramma’s en ‘kantoorkosten’—zijn daarop herverdeeld om aan deze noden tegemoet te komen.

De executeurs bevinden zich op verschillende momenten in het opbouwen van de nalatenschappen en in hun persoonlijke rouwproces: sommigen doen dit werk al decennia, anderen namen het pas onlangs onverwacht op zich, waarbij leren en helen hand in hand gaan. Ook de sociale en familiale verhoudingen die aan deze banden ten grondslag liggen, verschillen, en ieder van hen bevraagt op eigen wijze de gangbare opvattingen over artistieke erfenissen. Het is dan ook vanzelfsprekend dat de behoeften uiteenlopen: Sue en Emma streven naar meer zichtbaarheid voor John Nixons praktijk buiten Australië; Marja worstelt met digitaliseringsverzoeken en zoekt een assistent met deze vaardigheden. Bea en Leto zouden graag meer onderzoek doen naar Fran Herndons werk, terwijl Johanna simpelweg geld nodig heeft om tijd vrij te maken en alles op orde te krijgen. Toch kwamen in de gesprekken waarin deze behoeften werden vastgesteld twee dingen steeds terug: 1. de wens om anderen te ontmoeten die dit werk doen, om van elkaar te leren, en 2. meer zichtbaarheid voor de kunstenaarspraktijken. Of, zoals Johanna het samenvatte: ‘Gewoon een platform’. Vanuit die gedachte is The Clock Wife opgezet rond een centraal platformsysteem dat verwijst naar de onzichtbare geschiedenis van A Tale of A Tub—een voormalig washuis en ook een plek van gender gerelateerde arbeid—en fungeert als een architectonische ingreep. De platforms zijn ontworpen door Maud Vervenne en functioneren als metafoor en als daadwerkelijk podium, waar tijdens de tentoonstelling gesprekken, performances en informele ontmoetingen plaatsvinden.

Wat door alle voorbereidende gesprekken heen voelbaar blijft, is het materiële en administratieve gewicht van verlies. Dit is niet alleen een fysieke realiteit—woningen volgestouwd met dozen vol bezittingen die te pijnlijk zijn om weg te doen, schilderijen verspreid over huizen en garages wereldwijd die schreeuwen om catalogisering—maar ook een financiële: werken moeten soms verkocht worden om belasting te kunnen betalen over de rest, of stichtingen moeten juridisch vastgelegd worden, enzovoort. Veel van dit dagelijkse werk draait uiteindelijk om leren leven met het verlies, of, zoals Marja Bloem het verwoordde, ‘om Seth levend te houden’.
Voorbij kunsthistorische nalatenschappen en de historie van gender gerelateerde arbeid valt er veel te leren en erkennen in de emotioneel-administratieve marges—de krabbels en aantekeningen die zo persoonlijk beladen zijn dat ze zich niet laten vangen in een objectief archiefsysteem. Deze tentoonstelling is een poging om een begin te maken met dat proces.

[1] Gezien het persoonlijke karakter van dit project vraagt deze voetnoot om een ongebruikelijke invoeging van het ‘ik’ in de vorm van een persbericht: Tijdens een galeriebezoek, enkele jaren geleden, vroeg ik naar de naam van de executeur van de nalatenschap van Vit Cimbura, een Tsjechische postmoderne ontwerper die vooral bekendstaat om de kitscherige, experimentele klokken die hij in de laatste jaren van zijn leven maakte. Degene aan wie ik het vroeg wist het niet zeker en riep naar een collega in de galerie: ‘Hoe heet the clock wife ook alweer?’ Zoals die bijnaam al deed vermoeden, had Cimbura’s weduwe sinds zijn overlijden voor zijn werk gezorgd. Het label, hoe beschrijvend ook, verraadde tegelijkertijd een bepaalde historische houding ten opzichte van zowel de weduwe als de executeur: dat zij wordt gedefinieerd door haar relatie tot (het werk van) een ander. Dit was een van de momenten die me aan het denken zetten over hoe vrouwen vaak worden toegewezen aan anonieme administratieve rollen binnen de verhalen over artistieke nalatenschappen, en het dient nu als de anekdote waaruit deze tentoonstelling haar naam heeft ontleend.

Biografieën

MARJA BLOEM (1944, Nederland) is kunsthistoricus en voormalig conservator van het Stedelijk Museum Amsterdam, waar ze zich sinds de jaren ‘60 specialiseerde in kunst. Tegenwoordig is ze actief als tentoonstellingsmaker, auteur en directeur van de Egress Foundation, die de nalatenschap van Seth Siegelaub beheert. Ze was bestuurslid van Kunstverein in Amsterdam en adviseur bij het Mondriaan Fonds.

SETH SIEGELAUB (1941-2013) speelde een cruciale rol in de opkomst van de conceptuele kunst. Hij ontwikkelde nieuwe modellen voor het tentoonstellen van kunst, waaronder het Xerox Book, dat het boek herdefinieerde als tentoonstellingsruimte. Siegelaub was ook betrokken bij politiek in de kunst, zoals blijkt uit de publicatie How to Read Donald Duck in the Third World en het ‘Artist’s Contract’, dat de morele en economische rechten van de kunstenaar beschermde. In de jaren ‘80 richtte hij zich op de sociale en economische geschiedenis van textiel en bouwde een enorme collectie op.

SUE CRAMER, gevestigd in Narrm (Melbourne), is onafhankelijk curator, schrijver en directeur van de John Nixon Estate. Ze heeft curatorfuncties bekleed in verschillende Australische musea en galerieën. Haar belangrijkste tentoonstellingen zijn onder andere Hilma af Klint: The Secret Paintings in de Art Gallery of New South Wales, Gadigal (Sydney), 2021-2022, en binnenkort te zien John Nixon: Song of the Earth 1968-2020 in het Heide Museum of Modern Art, Melbourne, 2025-2026.

EMMA NIXON is assistent-curator bij het TarraWarra Museum of Art in Victoria, Australië. Ze behaalde een bachelor in kunstgeschiedenis en curatorschap aan Monash University en haar scriptie ‘Friendship as a Curatorial Methodology’, beoordeeld door vakgenoten, werd gepubliceerd in Findings Journal. Ze was mede-curator van John Nixon – Four Decades, Five Hundred Prints in de Geelong Gallery in 2023 en A Fictional Retrospective: Gertrude’s First Decade 1985–1995 bij Gertrude Contemporary in 2025.

De Australische kunstenaar JOHN NIXON (1949–2020) maakte meer dan vijf decennia lang abstracte kunst, gedreven door experiment en betrokkenheid bij radicaal modernisme: ‘Minimalisme, het Monochrome, Non-Objectiviteit en Constructie’. Als invloedrijke en samenwerkingsgerichte figuur exposeerde hij veelvuldig in Australië, Europa en New York. Hoewel schilderkunst—onderzocht via zijn Experimental Painting Workshop (EPW)—centraal stond, omvatte zijn multidisciplinaire praktijk ook drukwerk, theater, muziek en publicaties.

JUF is een curatoriaal en onderzoeksproject rond hedendaagse kunst en poëzie, onder leiding van Bea Ortega Botas en Leto Ybarra, en is momenteel actief tussen New York en Madrid. Het werk van Juf was recent te zien in Et. al (San Francisco), 99CANAL (New York), Judson Memorial Church (New York), Gasworks (Londen), La Casa Encendida (Madrid), NYU Tisch School of the Arts (New York), Hangar (Barcelona) en TBA21 Thyssen-Bornemisza Art Contemporary (Madrid). Juf onderzoekt momenteel het werk van kunstenaar Fran Herndon, inventariseert haar oeuvre en draagt ​​bij aan het opzetten van haar nalatenschap.

FRAN HERNDON (1926–2020) werkte met verschillende media en droeg bij aan het vormgeven van de San Francisco Renaissance, samen met schilders en dichters zoals Robin Blaser, Jack Spicer en Jess of Robert Duncan. In 1959 werd Herndon kunstredacteur van het poëzie-/kunsttijdschrift J, vaak beschouwd als het eerste tijdschrift van de ‘mimeo-revolutie’, en in de daaropvolgende jaren exposeerde ze in de experimentele ‘dichtersgalerieën’ van die tijd. Tegenwoordig verbindt de hernieuwde belangstelling voor haar werk het met urgente esthetische en politieke discussies binnen de hedendaagse kunst.

VANITA en JOHANNA MONK maakten en performden samen kunst, muziek en literatuur gedurende vijfendertig jaar, tot Vanita’s overlijden in 2024. Johanna zet deze samenwerking nu voort over de grenzen van het leven heen, haar praktijk bestaat op een continuüm van verleden naar toekomst, tussen nalatenschap curatorschap en nieuw werk, geworteld in een persoonlijke mythologie van liefde, trauma, genezing, geweld, transformatie, lust, verlichting en dood.

DODIE BELLAMY, gevestigd in San Francisco, is schrijver van onder meer Bee Reaved en When the Sick Rule the World. Samen met Kevin Killian was ze co-editor van Writers Who Love Too Much: New Narrative (1977-1997). Ze schreef voor talloze publicaties, waaronder Artforum, Frieze, Mousse, Apartamento, Gagosian Quarterly en Los Angeles Review of Books. In 2023 ontving ze een Guggenheim-beurs voor non-fictie.

MAUD VERVENNE is een ontwerper gevestigd in Amsterdam en werkt samen met kunstenaars, curatoren, uitgevers en culturele instellingen. In haar praktijk werkt ze op het snijvlak van identiteitsontwikkeling, tentoonstellingen maken en ruimtelijk ontwerp.